Internationale Vrouwendag: drie verhalen van vrouwen met een bijzonder engagement
Vrouwen die out of the box durven denken en zelf op zoek gaan naar manieren om de wereld te veranderen, die durven dromen en die een gevoel van onrechtvaardigheid omzetten in actie. Ze zijn met velen. En hun impact kan moeilijk worden onderschat. Van de toegang tot het stemrecht voor vrouwen en de democratisering van ons onderwijs tot strijden voor de toegang tot legale en veilige abortus of de strijd voor het klimaat. Who run the world? Girls! Vandaag, op Internationale Vrouwendag, vertel ik graag het verhaal van drie vrouwen met een bijzonder engagement, die elk op hun eigen manier hun steentje bijdragen. In grote en soms ook kleine daden. Ontmoet Laura Cools (25), Marleen Temmerman (68) en Paula De Brie (82).
Laura Cools, 25 jaar
Geen engagement sprekender dan dat van de jongste generatie klimaatactivisten. De voorbije jaren trokken de grootste klimaatmarsen uit de geschiedenis door de straten van Europa. Als initiatiefneemster van Students4Climate stond Laura Cools op de eerste rij. Van jongs af aan was ze verontwaardigd over klein en groot onrecht en voelde ze de drang in de bres te springen voor de meest kwetsbaren. Eerst bij kansarme kinderen in Brusselse jeugdhuizen, dan bij de klimaatmarsen, en vandaag ook in de academische wereld met haar doctoraat over migratierecht en de rechten van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.
Laura, je bent nog erg jong en hebt al een straf traject achter de rug. Kan je eens vertellen over je engagement de voorbije jaren?
Ik ben altijd al sociaal-activistisch ingesteld geweest. Doorheen mijn studies heeft zich dat geuit in politiek engagement. Ik ben toen in het Jeugdparlement gegaan en richtte een debatclub op. Nog steeds geef ik debattrainingen: ik vind dat zo leuk om te doen. Uiteindelijk ben ik ook in de gemeenteraad van Koekelare terechtgekomen, waar we met Vooruit nog steeds een absolute meerderheid hebben. De burgemeester had mijn engagement opgemerkt en vroeg me op een lijst te komen staan. Tot mijn eigen grote verbazing raakte ik verkozen, terwijl ik de campagne toen vanop mijn uitwisseling in Nieuw-Zeeland had moeten voeren (lacht). Ook bij de Jongsocialisten kan ik mijn engagement kwijt: de voorbije twee jaar als ondervoorzitster, vandaag als politiek secretaris.
Wat drijft jou in je politieke engagement?
Als jong meisje was dat nog beperkt, want ik kom uit een wit, elitair en beschermd West-Vlaams dorp en volgde mijn middelbare school op een katholieke school. Toen ik aankwam in Gent voor mijn studies Rechten, zag ik voor het eerst dakloze mensen. Dat was een eye-opener: het kan toch niet dat wij dat als rijke maatschappij laten gebeuren?
In het Jeugdparlement werkte ik toen mee aan een wetsvoorstel om het huwelijksinstituut te liberaliseren, zodat ook drie mensen kunnen trouwen bijvoorbeeld. Daar is nog veel werk te verrichten. Ook qua ouderschap bij holebistellen is dat zo: het is niet juist dat het juridisch zo moeilijk is voor hen om kinderen te krijgen. Ik denk dat de meeste mensen zulke kleine onrechten niet voelen, want als je een heterorelatie hebt, dan merk je dat niet. En dat is oké, maar toch moet iemand op tafel kloppen. Nog een ander tastbaar voorbeeld van een onrechtvaardigheid: een vriendin van mij draagt een hoofddoek en zij wilde advocate worden. Tot voor kort mocht zij niet gesluierd binnen in de rechtbank en werd ze eigenlijk verplicht te kiezen tussen haar carrière of haar geloof. Dat is nog maar enkele maanden geleden veranderd.
Ik geloof erg in de politiek om tot oplossingen te komen, en besef ook dat het via die weg zal moeten. Ik ontmoette de laatste jaren nogal wat mede-activisten die tegen alles zijn wat met politiek of het bedrijfsleven te maken heeft. Dat vind ik niet correct. Het zijn mensen als Frans Timmermans en jij die het moeten veranderen. Daarom sloot ik mij aan bij Vooruit. Bovendien leer je daar gelijkgestemde mensen kennen en kan je acties op poten zetten om zo te wegen op het beleid.
Dat toonde je toen je het initiatief nam voor Students4Climate in 2018. Hoe raakte je betrokken?
Ik was dat semester op uitwisseling geweest in Nieuw-Zeeland. Dat land sprak me trouwens aan omdat ik erg geïnspireerd ben door het progressieve werk van eerste minister Jacinda Ardern, ook op klimaatvlak. Ik keerde toen terug in december na mijn examens daar, terwijl de rest nog in volle blokperiode zat. Op dat moment was Anuna (De Wever, nvdr.) begonnen met de eerste klimaatbetogingen: eerst klein, maar die protesten werden week na week groter. Ik verbaasde mij er toen enorm over dat daar vooral mensen uit het middelbaar onderwijs heengingen, maar er amper studenten deelnamen. Ik zei altijd: wij zijn één klimaatgeneratie, dus wij moeten er samen staan. Ik heb Anuna toen gecontacteerd om te zeggen dat ik de studenten wou verenigen. Alles ging toen zo snel. Op vrijdagavond maakte ik een Facebookevenement en tegen zondag had dat al 10.000 geïnteresseerden. Op maandag mocht ik daarover vertellen op Studio Brussel en tegen donderdag ging het aantal deelnemers maal drie: van 12.000 naar 36.000, samen met studenten uit Wallonië. We slaagden er toen echt in om de scholierenbeweging te ondersteunen met de studenten.
Hoe kijk je nu terug op Youth- en Students4Climate?
Het doel van de betogingen was vooral om druk op de ketel te zetten en de roep om een ambitieuzer klimaatbeleid op de agenda te zetten. Dat is op heel wat manieren gelukt. Qua concrete doelstellingen en wetten waar we op hoopten, is er nog veel werk. Het Vlaamse Klimaatplan en de inactie op dat niveau zijn daar de beste illustraties van. Maar het kan anders. Vele beleidsmakers en bedrijven bedanken ons nu: “Vroeger lagen dossiers over hernieuwbare energie ergens tussen de andere dossiers, vandaag liggen die bovenaan de stapel”. De urgentie is doorgedrongen en dat resulteert in wetsvoorstellen en plannen, waar dat voordien al 20 jaar op de lange baan werd geschoven. Door de media-aandacht die er toen is geweest is bovendien iedereen op de hoogte, ook oudere mensen. Niemand kan nog beweren dat de aarde niet opwarmt. Mensen zijn geïnformeerd en gesensibiliseerd dus ja, we staan veel verder dan twee jaar geleden.
Kwam je in je gedrevenheid ooit tegenstand tegen omdat je een vrouw bent?
Ik heb het privilege om te zeggen dat dat goed meevalt. Soms is het zelfs een voordeel: mensen hebben respect voor je als je als jonge vrouw op de barricaden staat. Je kan dat dus uitspelen, maar dan moet je ook mondig genoeg zijn. Dat betekent niet dat er structureel geen enorme ongelijkheden spelen. Ik hoop dat onze generatie daar op de lange termijn nog veel vooruitgang op zal boeken.
Waar ik wel nog op hoop? Dat we ons als mensen in de toekomst niet meer gaan hoeven te definiëren als hetero of holebi. Dat je eigenlijk niet meer uit de kast moet komen. Dat het gewoon is van: ik heb een nieuwe relatie en deze keer is het met een man, een andere keer met een vrouw, en dat niemand daar dan van opschrikt of dat één label wil geven. Dat hokjesdenken, zowel qua geslacht als qua geaardheid, mag zeker wegvallen.
Marleen Temmerman, 68 jaar
Toen Marleen als oudste van de vier kinderen een universitaire opleiding wilde beginnen, was ze nog een uitzondering. De meisjes die naar de universiteit gingen, kwamen vooral uit meer gegoede gezinnen. Zij zag zichzelf gynaecologe worden, het liefst in een Afrikaans land. In meerdere fases van haar leven werd dat idee weggezet als absurd en naïef, maar ze volhardde. Vandaag kijkt ze terug op een ongelooflijke carrière die politiek, universiteit, beleid en ‘het veld’ heeft gecombineerd, en waarin ze zich bijzonder elegant doorheen de obstakels als vrouw manoeuvreerde, met haar doel voor ogen. Gaandeweg vlocht ze thema’s als armoede, vrouwenrechten en discriminatie ineen en kwam ze op alle fronten op voor kwetsbare mensen.
Je groeide als meisje op in een heel andere generatie, maar hebt toch een prachtige carrière achter de rug. Waarin ben jij op obstakels gebotst als meisje of vrouw?
Al als kind was ik me heel bewust van kleine én grote ongelijkheden in de wereld. Ik speelde bijvoorbeeld graag voetbal, maar op een bepaald moment mocht ik niet meer meespelen met de kinderploeg, omdat die enkel voor jongens werd. Ik voelde: hier klopt iets niet. Ik ging als een verbouwereerde en verbijsterde tiener door mijn puberjaren en was de opstandeling van de klas. Mijn keuze voor Geneeskunde was dan ook voor velen een vreemde bocht. Men zei me dat ik beter de lerarenopleiding zou volgen of verpleegster zou worden. Dat zijn ook prachtige beroepen, maar mijn ambities lagen elders en ik moest en zou ook die deuren openstampen. Je moest toen zelfs nog opboksen tegen het stereotype dat meisjes die Geneeskunde gingen studeren, dat gewoon deden om een knappe dokter tegen het lijf te lopen. Gelukkig is dat vandaag veranderd.
Wat heeft je richting de strijd voor seksuele en reproductieve rechten geduwd?
In de loop van die zeven jaar geneeskunde raakte ik hoe langer hoe meer geboeid door vrouwengezondheid en -rechten, door de ongelijke toegang tot gezondheidszorg en door het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen rond anticonceptie en abortus. Ik vond dat je daar als gynaecologe veel in kon betekenen. Het is een prachtig beroep. Je bent met de gezondheid van vrouwen bezig in hun hele levenscyclus en op uiteenlopende vlakken: van de rechten van het jonge meisje, tot zwangerschappen en bevallingen, de psychologische kant van de zaak, gynaecologische problemen, tot menopauze etc. Je krijgt een totaalbeeld. Elke stage die ik deed, motiveerde me meer om dat pad verder te bewandelen.
Ik moest toen telkens opnieuw op dezelfde nagel kloppen. Eerst bij mijn studiekeuze, dan bij mijn specialisatiekeuze, die niet zomaar op gejuich werd onthaald door de professor. Die stelde me vragen als: “Dat is toch geen beroep voor vrouwen? Wie gaat er voor je kinderen zorgen? Want gynaecoloog zijn, dat is 24 op 7 paraat staan.” Die vragen zouden ze nóóit aan een man hebben gesteld. Het specialiseren duurde immers vijf jaar, pal in de periode waarin vrouwen werden geacht kinderen te krijgen. De deur voor specialisatie bleef dicht in Gent, en ik begon aan een huisartsenpraktijk. Maar de droom om gynaecoloog te worden bleef. Ik stuurde brieven naar alle ziekenhuizen in België en buurlanden, in de hoop ergens aan de slag te kunnen. Uiteindelijk vond ik een plaats in Nederland. Ik wilde die keuze echt niet opgeven.
Je bent al vroeg in Afrika terechtgekomen om te strijden voor vrouwenrechten. Hoe is dat gelopen?
Na mijn tweejarige opleiding in Nederland kwam ik terecht bij de Vrije Universiteit Brussel, waar ik mij opleiding kon afmaken in 1983. Een paar jaar later werd ik uitgenodigd door professor Peter Piot (Tropisch Instituut Antwerpen) om aan de universiteit van Nairobi een onderzoeksteam te vervoegen. Zo begon ik met onderzoek naar de impact van HIV op zwangerschap, vrouwen, baby’s… in Kenia. Ik werkte er vijf jaar en verlegde zo toch een steentje in de rivier. Toen we in 1992 naar België terugkeerden, was er ondertussen vraag naar vrouwelijke gynaecologen, vooral door vrouwelijke patiënten, en was ik wél heel welkom aan mijn alma mater (lacht). Samen met een aantal gepassioneerde collegae hebben we in 1994 een nieuw multidisciplinair onderzoekscentrum opgericht: het International Centre for Reproductive Health (ICRH). Dat was toen eigenlijk revolutionair, omdat we discipline-overschrijdend werkten met gezondheidsexperts, sociale wetenschappers, mensenrechtenkenners, ontwikkelingsexperts… Ondertussen is die interdisciplinariteit veel meer gemainstreamd.
Tussen 2007 en 2012 combineerde ik mijn mandaat als senator met het universitaire werk, wat me veel geleerd heeft. In het midden van mijn tweede mandaat, kwam een plaats vrij als directeur bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) in Genève om het departement rond vrouwengezondheid te leiden. Ik was op dat moment net erg gedreven bezig in mijn twee rollen en gaf actief voordrachten, lezingen… maar ik besloot toch om mijn boodschap ook op wereldvlak te gaan uitdragen en naar de WGO te trekken.
Er zit duidelijk een rode draad in jouw strijd. Hoe is het je gelukt het verschil te maken?
Ik ben binnen vier pijlers actief geweest: als arts, in het beleid, aan de universiteit en op het veld. Dat is mijn sterkte geweest. Je leert de taal van al die domeinen spreken en daardoor kan je verandering bewerkstelligen. Ik leerde zowel resultaten wetenschappelijk publiceren, als politieke richtlijnen opstellen, als met Keniaanse vrouwen werken. Je moet elkaars talen leren spreken, uit je eigen comfortzone treden en je proberen in te leven in de leefwereld van degene waarmee je praat of die je wil overtuigen.
Paula De Brie, 82 jaar
Ze wordt wel eens de “Koningin van Antwerpen-Noord” genoemd. En terecht. Al twintig jaar zet Paula zich in voor de Seefhoek (een wijk in het Noorden van Antwerpen) als straatvrijwilligster en sociaal werkster avant-la-lettre. Bijna als fulltime job gaat ze er vrijwillig op straat om die proper te houden en mooier te maken – ze zorgde voor prachtige muurschilderingen van Suske en Wiske in de buurt - en om de diverse buurt te helpen met allerhande klusjes.
Ze werd in 1940 geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op haar veertiende begon ze haar eerste job als arbeidster in een chocoladefabriek. Daarna werkte ze in een tabaksfabriek en ze sloot haar carrière af als strijkster bij een wasserij.
Je bent in een heel andere tijd geboren. Hoe heb jij van kinds af aan je positie als vrouw ervaren?
Ik ben dus écht van een andere generatie. Tijdens de oorlog werd ik geboren, in 1940. In die tijd was het normaal dat de vaders moesten werken, terwijl de moeders de baas in huis waren. Ik voelde me daar altijd goed bij. Toen ik op mijn veertiende ook begon te werken, net als mijn broer, en we namen na de werkuren een bad, was ik degene die de kleren voor mijn broer moest klaarleggen. Ook al hadden we allebei een werkdag geklopt! Maar ik had daar nooit problemen mee, want dat werd me met de paplepel ingegeven dat meisjes ten dienste stonden van jongens.
Soms was de manier van omgaan wel moeilijk. Toen ik als 18-jarig meisje een periode moest gaan stempelen, was het vervelend om altijd tussen al die mannen in de rij te gaan staan en je opgemerkt te voelen.
Ik ben wel blij dat de tijden veranderd zijn. Mannen en vrouwen moeten hetzelfde verdienen voor hetzelfde werk. Maar ik ben ondertussen 82 jaar, ik denk niet dat ik het nog ga meemaken dat mannen en vrouwen écht gelijk zijn (lacht).
Je hebt lang en hard gewerkt in je leven, en vandaag blijf je nog doorgaan als vrijwilligster. Wat is jouw drijvende kracht in je werk?
Ik ben nooit een mens geweest die wil stilzitten of niks doen. Ik zat lang in de districtsraad in Antwerpen, omdat ik echt iets wilde betekenen voor de mensen. Twintig jaar geleden werd ik dan straatvrijwilliger, toen in Antwerpen de sorteerproblemen enorm waren. Bovendien waren er toen veel mensen toegekomen vanuit Kosovo tijdens de Joegoslavische oorlog. Die waren vaak wat verloren en wisten van niks, dus ik zette me in voor hen. Ondertussen is dat werk als straatvrijwilligster een soort fulltime job begonnen. Het houdt mij jong van geest en brengt mij in contact met zowel jonge als oudere mensen.
Wat wil je zeker nog bereiken?
Wat voor mij het grootste geschenk zou zijn: dat de buurt proper blijft. Ik werk daar alle dagen aan. Dat gaat ook veel verder dan de straat opkuisen. Als de mensen een tourneviske nodig hebben of er is iets kapot: dan sta ik er, als een soort sociaal dienstbetoon (lacht). Ik heb dat altijd plezant gevonden om iets te doen voor de mensen en dat wil ik zo lang mogelijk blijven doen.