We hoeven niet te kiezen tussen betaalbare mobiliteit en propere lucht
Stilstaan is achteruitgaan. En wanneer het op onze mobiliteit aankomt, valt dat best letterlijk te nemen. Terwijl Chinese autobouwers in sneltempo de markt veroveren met kleine en betaalbare elektrische wagens, blijven Europese autobouwers met de voeten slepen. Voor dat uitstelgedrag dreigen we allemaal letterlijk en figuurlijk de prijs te betalen. Maar we hoeven niet te kiezen tussen betaalbare mobiliteit of propere lucht.
De elektrische wagen is in sneltempo één van de meest polariserende onderwerpen geworden op sociale media, familiefeesten en café-avonden met vrienden. Volgens de één het toonbeeld van het transport van de toekomst, goed voor onze gezondheid en het klimaat, volgens de ander de baarlijke duivel, onhaalbaar en onbetaalbaar. Niet alleen aan de toog blijkt het een splijtzwam te zijn, wie vandaag vanuit het politieke centrum durft pleiten voor de elektrificatie van onze wagens, wordt door tegenstanders uit extreme hoek haast als wereldvreemde zot weggezet.
Vastgeroeste industrie
Ook de auto-industrie zélf mengt zich graag in dat debat. Recent nog kwam Oliver Zipse, de topman van de Duitse autobouwer BMW, vertellen dat mobiliteit voor gewone mensen onbetaalbaar dreigt te worden als Europa haar plannen voor het verbieden van verbrandingsmotoren zou doorzetten. “Is dat wel verstandig? Willen we dat wel?” zei Zipse. Meteen is het frame gezet. Wij, de autobouwers, die u op een verstandige manier goedkope wagens willen verkopen, tegen het boze Europa, dat ondoordacht een radicaal groene agenda doorduwt waar u de prijs voor betaalt.
Het past perfect in een lange traditie die Europese (en vooral Duitse) autobouwers de afgelopen decennia hebben opgebouwd. Bij elke nieuwe milieunorm, bij elke poging om de uitstoot van wagens te beperken en het wagenpark te vergroenen, ging de automobielindustrie vol op de rem staan. Enorme lobbymachines, campagnes met foute beweringen en zelfs sjoemelsoftware werden ingezet om nieuwe Europese normen af te zwakken of te ontwijken. En terwijl experten al jaren waarschuwden voor de razendsnelle opkomst van elektrische personenwagens uit China en elektrisch vrachtvervoer uit de Verenigde Staten, bleef de Europese auto-industrie zich met man en macht vastklampen aan de verbrandingsmotor.
Meer van hetzelfde
Die strategie leidt vandaag tot paniek bij Europese autobouwers. Ze krijgen niet alleen te maken met moordende concurrentie van Chinese autobouwers. Ook qua grondstoffen voor elektrische wagens heeft China een overweldigende dominantie uitgebouwd. En wat is volgens de Europese auto-industrie de oplossing? Meer van hetzelfde. Nieuwe milieunormen uitstellen, de verbrandingsmotor niet verbannen én ondertussen aan de politiek vragen om het probleem op te lossen, het liefst met een grote zak geld erbij.
Het is het schoolvoorbeeld van een industrie die de winsten graag uitkeert aan hongerige aandeelhouders, terwijl de factuur aan de bevolking wordt gepresenteerd. Letterlijk. Want hoewel het aantal verkochte wagens met een kwart daalde, verdubbelden Europese autobouwers in de afgelopen jaren hun winst.
Uit onderzoek van Transport & Environment blijkt dat dat vooral komt omdat Europese autofabrikanten inzetten op grotere en duurdere wagentypes. De cijfers spreken voor zich. BMW maakte vorig jaar 17,9 miljard euro nettowinst, ruim 3,5 keer meer dan in 2019. Bij Mercedes lag de winst vorig jaar zes keer hoger dan voor de pandemie. En ook Volkswagen boekte de afgelopen twee jaar recordwinsten. U betaalt dus letterlijk meer voor uw wagen. Niet omwille van milieunormen of Europese wetgeving, maar omdat autobouwers meer winsten uitkeren aan hun aandeelhouders. Dat diezelfde auto-industrie vervolgens komt zeggen dat er géén ruimte is om te investeren in propere wagens, is bijzonder cynisch.
43 miljoen euro
Die ‘autobesitas’ maakt wagens niet alleen duurder, ze maakt ze ook onveiliger en vervuilender. Uit onderzoek van verkeersveiligheidsinstituut Vias blijkt dat deze zwaardere wagens het risico op ernstige en dodelijke verwondingen bij ongevallen verhoogt. Bovendien wordt ook de milieuwinst van zuinigere technologie er compleet teniet mee gedaan. Transport is de enige sector in de Europese Unie die haar uitstoot de afgelopen decennia zag stijgen. Vandaag stoot de transportsector 33,5% meer uit dan in 1990. 66 procent van die gestegen uitstoot is afkomstig van personenwagens.
Ook hier betaalt de gewone man in de straat de rekening. Deze week nog bleek uit onderzoek van de KU Leuven, UHasselt, Vito en Ircel hoe groot de impact van die uitstoot is. Wie op een plaats met slechte luchtkwaliteit woont, moet vaker naar de dokter. Het onafhankelijk onderzoeksbureau CE Delft berekende dat luchtvervuiling een inwoner van Antwerpen jaarlijks zo’n 1.500 euro aan medische zorgen en gezondheidsproblemen kost. Het verhoogt niet alleen de doktersfactuur voor die gezinnen, het kost ook de overheid handenvol geld. Voor België alleen loopt die factuur op tot minstens 43 miljoen euro per jaar.
Steun in ruil voor duidelijk engagement
Terug naar de auto-industrie. Decennialang was Europa de autobouwer van de wereld. En die rol kunnen we in de toekomst nog steeds spelen, maar niet op de manier die de sector vandaag vooropstelt. Vandaag werkt de Europese Unie aan een plan om de aanvoer van grondstoffen voor duurzame technologieën, zoals elektrische wagens, te diversifiëren en te verzekeren. En later deze week zal Commissievoorzitter von der Leyen naar alle waarschijnlijkheid nieuwe maatregelen aankondigen om Europese autobouwers te helpen het hoofd te bieden aan de oneerlijke concurrentie vanuit Chinese autobouwers die op enorme hoeveelheden staatssteun kunnen rekenen.
Dat is een goede zaak. Het is ook in het belang van de Europese Unie om de positie van auto-industrie opnieuw te versterken. Niet in het minst omdat het gaat over een sector die veel tewerkstelling biedt. Maar aan die steun moeten ook duidelijke voorwaarden worden verbonden.
Eerst en vooral moet die auto-industrie zich nu écht engageren voor het uitfaseren van verbrandingsmotoren en de elektrificatie van het wagenpark. Het met de voeten slepen om wagens zuiniger te maken en vervuiling terug te dringen moet echt ophouden. Ze moeten zich ertoe verbinden om kleinere en betaalbaardere elektrische wagens op de markt te brengen, zodat iedereen op termijn de kans krijgt elektrisch te rijden. Europa zal op haar beurt zorgen dat er in de hele Europese Unie voldoende toegankelijke laadinfrastructuur is. Daar zijn we vandaag al reeds mee bezig.
Sociaal leasen
Maar zelfs met al deze maatregelen blijft de bezorgdheid dat elektrische wagens te duur blijven voor mensen met een gewoon loon. Vaak hoor ik van mensen: “Ik ben er niet tegen, maar ik kan het mij gewoonweg niet permitteren.” Ook hier kan de overheid het verschil maken. Heel wat Europese overheden hebben vandaag een subsidieregeling voor elektrische wagens. Maar te vaak komt dat geld terecht bij een groep mensen die die subsidie eigenlijk niet nodig hebben. Zij kunnen zich dat luxemodel elektrische wagen zo al permitteren. Laat ons daarom, naast de markt uit te breiden met kleinere, betaalbare modellen, het geld gebruiken om sociale leaseprogramma’s en deelsystemen voor elektrische wagens voor particulieren op te zetten. Want net daar zit de grootste winst: wie zelf niet de middelen heeft, helpen om toch die vervuilende wagen voor eens en voor altijd aan de kant te laten staan.
Hetzelfde geldt voor investeringen in alternatieven. Want ook een goed, betaalbaar en performant openbaar vervoer blijft één van de sleuteloplossingen om de stilstand op vlak van mobiliteit te doorbreken. Het spreekt voor zich dat ook daar nog heel wat werk aan de winkel is. Enkel als overheden, van Vlaanderen tot Europa, die keuzes durven maken, kunnen we ervoor zorgen dat mensen in de toekomst niet minder, maar meer mobiliteit krijgen. Betaalbaar en toegankelijk. Voor iedereen. En de schonere lucht krijg je er gratis bovenop.
Dit opiniestuk verscheen op dinsdag 12 september op De Morgen online.