Europees Parlement wil medewerkers van platformen als Uber en Deliveroo als werknemers erkennen
Elke werknemer verdient een eerlijke verloning, sociale berscherming en ziekteverlof. Ook als ze voor online platformen werken. Het Europees Parlement wil die platformwerkers beter beschermen. “Ook de meest kwetsbare mensen in onze economie verdienen bescherming,” zegt Europees Parlementslid Kathleen Van Brempt (Vooruit). Binnenkort kunnen de onderhandelingen met de Europese Commissie en de Europese lidstaten van start gaan.
De discussie over het regelgevend kader voor platformwerkers loopt al een tijdje op Europees niveau. Met de stemming vandaag heeft het Europees Parlement haar positie bepaald voor de onderhandelingen met de Europese Commissie en de lidstaten. “Het Parlement heeft een veel hogere ambitie dan het originele voorstel van de Commissie,” zegt Van Brempt. “Dit is een van de grootste uitdagingen van het digitale tijdperk. Vandaag al werken meer dan 28 miljoen mensen in de EU via digitale arbeidsplatforms. In 2025 zal dat aantal naar verwachting 43 miljoen bereiken.”
Als het van het Europees Parlement afhangt, vallen zij binnenkort allemaal onder de nieuwe wetgeving. “Zowel werknemers, als zelfstandigen die voor digitale arbeidsplatformen werken. Zonder uitzonderingen,” zegt Van Brempt. “We willen ook de definitie van platformwerk uitbreiden. Niet enkel leveringsplatformen, zoals Uber of Deliveroo, maar ook minder klassieke online platformen die een ander soort diensten leveren, moeten mee worden opgenomen. Alle online platformwerkers, zoals klikwerkers, moeten door deze richtlijn worden beschermd.”
Wanneer platformen erkend worden als werkgevers, moeten ze voldoen aan alle overeenkomstige verplichtingen. “Medewerkers van die erkende platformen zullen dan ook ten volle gebruik kunnen maken van hun rechten als werknemer,” zegt Van Brempt. Voor het Europees Parlement is het uitgesloten dat er een derde werknemersstatuut met minder sociale bescherming wordt opgericht voor platformwerkers. “De bewijslast ligt daarbij ook bij de platformen. Indien er een vermoeden is van een arbeidsrelatie worden de personen die werken voor dat platform automatisch erkend als werknemers. Als platformen dat willen aanvechten, zullen zij moeten bewijzen dat de personen die voor hen werken écht zelfstandig zijn. Er kan dan geen controle of regie vanuit het platform zijn en de zelfstandigen moeten echt onafhankelijk gevestigd zijn.”
Daarnaast wil het Parlement meer transparantie in het gebruik van algoritmes. “Platformen moeten meer duidelijkheid geven over welke algoritmen op het platform worden toegepast. Elementen die invloed hebben op de gezondheid, de veiligheid op het werk of de arbeidsvoorwaarden van platformwerkers moeten zowel aan de werknemers, hun vertegenwoordigers en de overheid worden meegedeeld. “Beslissingen die raken aan de gezondheid, veiligheid of arbeidsvoorwaarden van de werknemer mogen ook niet meer automatisch door het algoritme worden genomen. Het Europees Parlement wilt dat er menselijk overzicht komt over de werking van dergelijke systemen. Hetzelfde geldt voor de toepassing van disciplinaire maatregelen.”
Tot slot wil het Parlement ook de nationale controle op de naleving van de richtlijn versterken. “Nationale autoriteiten zullen zelf proactief digitale arbeidsplatformen moeten identificeren en een effectieve naleving van de richtlijn moeten garanderen,” zegt Van Brempt. “We willen ook dat er een jaarlijkse controle komt in de sectoren waar platformen actief zijn. Nationale arbeidsinspecties moeten daarvoor ook meer middelen en bijkomende opleiding krijgen.”
Van Brempt is bijzonder tevreden met de ambitie die het Europees Parlement toont. “We zijn de drijvende kracht geweest achter het versterken van dit voorstel. Elke werknemer in Europa verdient het recht op sterke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming: eerlijke beloning, sociale zekerheid, ziekteverlof én bescherming van de veiligheid en het welzijn op het werk,” zegt Van Brempt. “Het Parlement zet vandaag een stap om daar ook écht een realiteit van te maken. Ook voor de meest kwetsbare werknemers in Europa.”